Constantijn de GroteIn het proces waarin het misging met de kerk als discipelen makende gemeenschap vormde de bekering van keizer Constantijn de Grote de eerste stap.

Constantijn de Grote

De overwinning die hij in 312 behaalde, schreef hij toe aan de God van de christenen. Sinds die tijd begunstigde hij het christelijke geloof. Hoewel Constantijn de Grote zichzelf als christen zag, onderwierp hij zich toch niet aan de kerk: hij was ‘christen’ zonder dat er sprake was van het believing, belonging en behaving zoals dat in de eerste eeuwen bij het christen zijn hoorde. Twee decennia lang “bood Constantijn de wereld een nieuwe mogelijkheid van een niet-gedoopte persoon die ook geen onderricht ontving en die toch op een of andere manier christen was”. Tegelijkertijd veranderde de positie van de kerk in de tijd van Constantijn de Grote: de kerk leefde niet langer binnen het model van de kerk als tegencultuur maar kreeg een bevoorrechte plaats in de maatschappij.

De kinderdoop

Terwijl in de eerste eeuwen de volwassendoop de normale gang van zaken markeerde, werd nu de kinderdoop de regel. Dat had als gevolg dat het onderricht dat in de Vroege Kerk voorafging aan en uitliep op de doop, nu na de doop een plaats moest krijgen. Daarmee veranderde het proces van christelijke vorming: “Voorafgaand aan Constantijn bestond het proces bekering, grondige training in discipelschap en christelijke vorming, gevolgd door doop en de volledige toelating tot het leven in de kerk. Na Constantijn bracht de opkomst van de kinderdoop het vormingsproces in problemen wat leidde tot een teloorgang van het proces zelf.”

De Middeleeuwen en de sacramenten

In de periode van de Middeleeuwen werden vorm en inhoud van het christelijke vormingsproces sterk bepaald door de opkomts van de instituitionele kerk en het sacramentele systeem van reddning en genade. Het proces kreeg toen in grote lijnen deze vorm:

  • De genade werd bediend aan de kinderen bij hun doop, waarbij hun erfzonde werd vergeven en de kinderen de gave van de heilige Geest ontving.
  • Rond de leeftijd van zeven jaar vond er een eerste belijdenis plaats als voorbereiding op de eerste communie.
  • De eerste communie werd ontvangen.
  • Het kind werd rond de eerste communie geconfirmeerd waarbij de gedachte leefde dat het kind zo in toenemende mate de heilige Geest ontving alsmede spirituele volwassenwording en een bereidheid om tegen het kwaad te strijden.
  • Als het nu volwassen wordende of inmiddels geworden kind zondigde, bood het sacrament van vergeving de mogelijkheid om de verhouding met God te herstellen.
  • De eucharistie voorzag in een continuering van de relatie met God.
  • Het sacrament van de zalving, door de priester, was het laatste sacrament en werd bediend op het sterfbed.

In deze periode van de Middeleeuwen was het eigenlijk vanzelfsprekend dat alle mensen christenen waren (behalve de Joden en nog wat heidenen). Mensen werden geboren in de atmosfeer van het christelijk geloof. Het systeem van de sacramenten vormde de ruggengraat van het geloofsleven. Maar door misbruik corrumpeerde dit systeem in de late Middeleeuwen, voorafgaand aan de tijd van de Reformatie.

(wordt vervolgd in deel 3)