Afgelopen zaterdag sprak Ad de Bruijne op de Schooldag in Kampen over gereformeerde spiritualiteit. Hij liet zich inspireren door Abraham Kuyper. Dat riep bij me de herinnering op aan een artikel dat ik in 1996 schreef over gereformeerde spiritualiteit en Kuypers ‘Nabij God te zijn’. Hieronder kun je het artikel lezen.

KUYPER: NABIJ GOD TE ZIJN

Zijn bijnaam ‘Abraham de Geweldige’ doet het niet vermoeden, maar Abraham Kuyper kende uit ervaring de intimiteit en innigheid van de binnenkamer als geen ander. Wie verder wil komen in de Omgang met God kan ook terecht bij deze gereformeerde theoloog. Kuyper was een mysticus.

De evangelical Richard Lovelace heeft er in zijn boek Dynamics of Spiritual Life op gewezen dat Kuypers theologie een krachtige ervaringskern kende (‘Kuyper himself incorporated a powerful experiential core in his theological outlook’). Lovelace ziet hier een tegenstelling met het karakter van de latere Vrije Universiteit te Amsterdam, die soms bepaald werd door een bepaalde mate van aversie tegen christelijke ervaring, een reactie op de excessen van het Nederlandse Puritanisme. Kuyper kende die afkeer dus niet. Hij had weet van de ervaring van het geloof. Hij kende uit eigen ervaring de Verborgen Omgang met God. Kuyper was een mysticus.

Dat vindt ook de dogmaticus B. Wentsel. In het vorig jaar verschenen deel 4a van zijn Dogmatiek (het deel gaat over de Heilige Geest) noemt hij, schrijvend over de theoloog Van Ruler, Abraham Kuyper een mysticus. ‘Van Ruler herinnert in menig opzicht aan A. Kuyper sr., evenals hij een Geest-drager en Geest-doordenker, meditatie schrijver , taalkunstenaar, mysticus en cultuurtheoloog. ‘ En al eerder in zijn boek schreef Wentsel: ‘Kuyper was blijkens zijn vele meditaties (een spiritueel hoogtepunt in zijn uiterst gerijpte leven) en andere getuigenissen een bevindelijk type, een ervaringstheoloog, die dicht bij zijn God leefde en kracht putte uit de Heilige Geest. ‘ Kuyper was een mysticus.

Die bewering vraagt wel om enige toelichting. Die toelichting geef ik door eerst aandacht te vragen voor het mediteren en de meditatie, door vervolgens kort in te gaan op de term mystiek en door tenslotte iets van Kuypers mystieke meditaties door te geven.

Mediteren

Abraham Kuyper maakte gedurende een groot aantal jaren van zijn leven elke zondag een paar uur vrij om een meditatie te schrijven. Hij schreef er niet minder dan zo’n zesentwintighonderd. Ze verschenen in De Heraut en daarna ook in gebundelde vorm. De theoloog V. Hepp heeft geschreven dat er misschien tijden zullen aanbreken, dat Kuypers theologisch-wetenschappelijke werken alleen nog maar door theologen zullen worden geraadpleegd, maar dat zijn meditaties onder het Gereformeerde volk vele eeuwen lang een blijvende bron van zielsgenot zullen zijn. En die voorspelling lijkt uit te komen (hoewel ik de indruk heb dat ook de theologen de werken van Kuyper al niet meer lezen). Dit artikel is er een teken van.

Maar het valt ook te illusteren aan de herdruk in Amerika uit 1993 van meditaties van Kuyper: In The Shadow of Death. Het gaat om een vertaling van Kuypers In de schaduwe des doods uit 1893. Peter Y. de Jong schreef een voorwoord bij die uitgave, waarin hij ingaat op het mediteren en de meditatie. Het mediteren is een zaak die in de Schrift veel voorkomt. Izaäk ging vaak’ s avonds het veld in om te mediteren. De Israëlieten worden er voortdurend aan herinnerd om de machtige daden van God in herinnering te roepen. God zegt tegen Jozua: ‘Dit wetboek mag niet wijken uit uw mond, maar overpeins het dag en nacht’ (Jozua 1:8). In de eerste Psalm wordt van de rechtvaardige gezegd dat hij’ aan des HEREN wet zijn welgevallen heeft, en diens wet overpeinst bij dag en bij nacht’ (Psalm 1:2). Van Maria wordt gezegd: ‘Zij bewaarde al deze woorden, die overwegende . in haar hart’ (Lukas 2:19). En zo zijn er talloze plaatsen in de Schrift waar tot uitdrukking komt dat het bewaren, het liefhebben, het overdenken en overpeinzen en overwegen van Gods Woord een belangrijke plaats moet innemen in het geestelijke leven van een gelovige. Want daar rust zegen op (Psalm 1:3). Dat is nu mediteren. En dat is meer dan alleen maar bijbellezen, en meer dan alleen maar je bijbelkennis vergroten, en meer dan bijbelstudie. Mediteren is biddend en betrokken en in de sfeer van de Omgang met God de Woorden van God overwegen en proeven en ernaar luisteren. ‘Smaakt en ziet dat de HERE goed is; welzalig de man die bij Hem schuilt’ (Psalm 34:9).

Meditaties

Nu is mediteren niet gemakkelijk. Er is rust voor nodig, en tijd, en concentratie. En dat moet je leren. En daarom is het ook goed wanneer mensen daarbij geholpen worden. En dat kan heel goed door middel van meditaties. Meditaties zijn in dit geval dan geschreven overwegingen bij bijbelteksten. Nu is de ene meditatie de andere niet. Wie de rubrieken ‘Meditatie(f)’, (andere namen zijn natuurlijk ook mogelijk) in de verschillende kerkelijke bladen bekijkt, kan grote verschillen ontdekken. De ene meditatie heeft het karakter van een samengevatte preek. Een andere biedt een stukje exegese. Weer een andere is gevuld met persoonlijke invallen van de schrijver. En een vierde bevat aantekeningen bij een actuele gebeurtenis. Maar het komt maar weinig voor dat een meditatie werkelijk de naam meditatie verdient. En dat is het geval bij een in de toonzetting van de Omgang met God geschreven tekst die is ontstaan in een meditatief proces en die de lezer uitnodigt tot persoonlijk verder-mediteren en het zoeken van (de Omgang met) God.

Zulke meditaties schreef Abraham Kuyper. Vooral in de bundels Nabij God te zijn (en tot deze bundels beperk ik me hier verder). De meditaties die hij hier geeft zijn in hoge mate bevindelijk, spiritueel, mystiek. Ze zijn geschreven door een godvruchtig mens, die de hoogten en de diepten van de Omgang met God uit ervaring kende. Ze zijn geschreven door een mysticus.

Mystiek

De term mystiek valt. En dat lijkt op het eerste horen gevaarlijk. Want is er in de mystiek niet per definitie sprake van een uitwissen van de grens tussen Schepper en schepsel? En heeft mystiek niet alles te maken met vergoddelijking van de mens, met pantheïsme en zelfrechtvaardiging, met de on-middellijke werking van de Heilige Geest? Het valt niet te ontkennen dat er zulke mystiek bestaat. En het valt ook niet te ontkennen dat er in de christelijke traditie zulke mystiek gevonden wordt. Maar in de christelijke traditie en in de gereformeerde traditie is ook ‘ware mystiek’ te vinden. (Ik kom in het volgende artikel, over’ Schilder en de ware mystiek’, op dit onderwerp terug). Bij Kuyper vinden we die ware mystiek, verdicht in meditaties.

Mystieke meditaties

Kuyper is zich ook heel bewust van de gevaren op de weg van de mystiek. In zijn Voorrede op Nabij God te zijn schrijft hij dat de hier gebundelde meditaties de ‘Verborgen Omgang’ met het Eeuwige Wezen raken: het gaat om overpeinzing van mystieke stof. ‘Evenals al wat zich in de diepte der Mystiek waagt, school ook hier in de overpeinzing ontegenzeggelijk gevaar. Zoo neigt vanzelf de ziel, die God zoekt, er toe, om de grens, door het ‘nabij’ God gesteld, te overschrijden, en tot in het wezen Gods te willen indringen. Voor dit gevaar was het oog van meet af open, en ik meen er aan ontkomen te zijn.’

Er is echter ook nog een ander gevaar: ‘omgekeerd mocht de vreeze voor deze afdoling niet terughouden van die innigheid der gewaarwording en die geestelijke warmte, die dán eerst onze ziel verkwikt, als gevoel opgewekt is en verbeelding wakker wordt. Enkel denking is de overdenking niet. Ze is nog iets anders, en juist dat andere is (…) onafwijsbare zielsbehoefte.‘

Kuyper waarschuwt voor een intellectualistische veruitwendiging van ons vroom-zijn, ons geloven, ons belijden. ‘Het denken schiet dan keurig belijnde en fijn gehoekte, schitterend-doorzichtige ijskristallen, maar onder dat ijs vloeit zoo licht de stroom van het levende water weg.’ Zijn meditaties over het zijn van de ziel nabij God bedoelen dan ook ’de ziel van het afgetrokkene in leer en leven naar het wezen der religie terug te trekken; bedoelen haar, bij alle waardschatting van het scheikundig ontleden der geestelijke wateren, terug te leiden naar de levende Bron zelve, waaruit de wateren vlieten.’

Naast diep-bevindelijk en mystiek zijn Kuypers meditaties ook nog eens juweeltjes van taalkunst. Kuyper was een taalkunstenaar. Hij speelt met woorden, en vooral met beelden: hij neemt ze op, weegt ze, proeft ze, kijkt ernaar. Het is ook Kuypers beeldspraak die zijn meditaties tot op vandaag levend houden.

Iets van dit alles wil ik laten zien door Kuyper zelf aan het woord te laten. Uit Nabij God te zijn kies ik voor de eerste meditatie in de eerste bundel en de laatste meditatie in de tweede bundel. Ik citeer enigszins vrij.

Nabij God te zijn

In de eerste meditatie, bij Psalm 73:28, maakt Kuyper een onderscheid tussen liefde voor God hebben, en God liefhebben. (Tussen haakjes: dat is precies dezelfde onderscheiding als die van J.I. Packer tussen kennis over God en kennis van God!)

Liefde voor God te hebben is iets heel anders, iets veel zwakkers, dan te kunnen zeggen: ik heb God lief.

Liefde voor God kan hoog van zin, kan ernstig zijn; kan zelfs tot een ontvonken van heilige geestdrift in staat zijn, zonder dat de ziel nog gemeenschap met de Eeuwige verwierf, zonder dat er nog sprake kwam van een verborgen omgang met God; zonder dat de hoge God nog zijn God werd; zonder dat de ziel het nog als in hartstocht uitriep: God heb ik lief.

Als het uit de ziel weerklinkt: God heb ik lief! dan wordt de idee, dan wordt het begrip, dan wordt het wezen van het Eeuwige Wezen verpersoonlijkt. Dan wordt die God een Herder die ons leidt, een Vader die ons geestelijk genereerde, een Bonds God met Wie we in bond staan, een Vriend die ons zijn vriendschap biedt, een Heere in Wiens dienst we staan, de God onzes vertrouwens, niet meer alleen God, maar onze God.

Zo kunt ge lange jaren liefde voor God hebben gehad, maar zonder dat ge God nog kendet.

Dat kennen van God komt eerst, als de liefde voor God een persoonlijk karakter begint aan te nemen; als ge voor het eerst op uw levensweg God ontmoet hebt; als de Heer u een Ik tegenover uw ik is geworden is; als God en gij in een bewuste, levende, persoonlijke, bijzondere relatie zijt getreden.

Hij uw Vader, gij zijn kind.

Niet maar één van de kinderen van God, neen, zijn kind op een eigen wijs, in een persoonlijk verband, weer anders dan andere kinderen Gods.

De intiemste gemeenschap die zich in hemel of op aarde denken laat.

Hij uw Vader, uw Herder, uw Zielsvriend en uw God!

Kuyper weet dat er veel mensen zijn die dat niet uit ervaring kennen, maar er wel naar verlangen. Mensen die verlangen naar geestelijke groei in de diepte, die heimwee naar God hebben.

En dat heimwee kan voorbereiden op hoger. Want als het tot een ontmoeting met God zal komen, gaat het van beide zijden. God komt tot hem, en hij komt tot God. Eerst van verre. Dan al naderbij. Tot uiteindelijk alle afstand wegvalt. En dan is de ontmoeting er. Een ogenblik van nooit uit te spreken volzaligheid.

Nabij is vlak bij God, zodat uw oog Hem ziet, uw hart Hem gewaar wordt, uw oor Hem hoort en al wat tot dusver scheidde wegviel.

Nabij op één van deze twee wijzen: of doordat gij u als opgetrokken voelt in de hemelen, of doordat uw God uit de hemelen neerdaalde, en u opzoekt waar gij zijt, in uw verlatenheid, in uw kruis, of bij uw levensvreugde, die uw deel werd.

Dat ’nabij’, het spreekt uit, dat er, o zo veel is, dat scheiding tussen u en uw God maakt. Zo overveel, waardoor gij dan weer alleen staat, eenzaam zijt, en u verlaten gevoelt, doordat uw God weer van u weg is, of gij weg zijt van uw God. Maar dat ge daar geen rust bij hebt, dat ge dit niet uit kunt houden. Dat dan alles weer in u naar Hem trekt. Tot wat scheidde, weer wegviel. En dan komt de ontmoeting weer, dan is Hij weer nabij u gekomen, en weet gij weer nabij uw God te wezen.

Dorsten naar God

In de laatste meditatie van de tweede bundel, bij Psalm 42 : 2, vinden we de volgende passages:

Geen meer dan twintig eeuwen hebben de goudglans van het onsterflijk lied, ons in Psalm 42 toegekomen, kunnen verdonkeren, en, bij al de bittere vervreemding van God, die in brede kring thans het leven kentekent, stemt ook nu nog onverdeeld de lof van de priesters der kunst met de zielstoon van de gekochten des Heeren samen, om de zang van het ‘hert dat schreeuwt naar de waterstromen’ hoog te stellen boven alle andere lyriek, waarin het heimwee van ons menselijke hart roept naar de Oorsprong van ons leven.

Wat hier zo machtig aangrijpt is de passie, die in heel deze psalm trilt, de hartstocht, die heel dit heerlijk lied zwellen doet.

‘Nabij God te zijn’ is onze zaligste gewaarwording, en, tegen verleiding en verzoeking in, kan onze bijna bezweken ziel zich toch van de wereld af- en naar God toewenden, naardien een stem van binnen ons toefluistert, dat wie God verzaakt, de vrede in eigen hart verstoort.

‘Alzo schreeuwt mijn ziel naar God! Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God!’

Dat levende is hier natuurbeeld.

Er is water dat stilstaat, dood is, moerassig wordt en bederft, en daarom ongeschikt is om het levensbloed van mens en dier te verfrissen. Daarom schreeuwt het hert niet maar naar water, maar naar de waterstromen d.i. naar hetfrisse, kletterende, stromende water dat leeft.

En zo nu ook, roept de zanger, ‘schreeuwt mijn ziel, ja dorst mijn ziel, naar delevende God’. Niet naar een belijdenis van God, niet naar een voorstelling van God, niet naar een herinnering van God, niet naar een Goddelijke majesteit, die ver van de ziel, als een God in woorden of phrasen tegenover haar staat, maar naar God zelf, naar God in zijn heilige uitstorting van kracht en genade, naar God die leeft, die in zijn leven zich naar u toebeweegt, met zijn leven u doortintelt, en in heilige liefdebetoning, zich als levende God aan u en in u openbaart.

Gij gevoelt het, hier valt weg alle geleerdheid, alle dogma, alle formule, al wat uitwendig en afgetrokken is, al wat in woorden zich overgiet, om in het woord te verdorren. Het is niet uw begrip, niet uw verstand, niet uw denken, niet uw redeneren, zelfs niet uw belijden, dat hier de dorst kan stillen.

Het heimwee gaat naar God zelf uit, tot ge in de koestering van uw ziel, de warmte van zijn Vaderhart aan uw eigen hart gevoelt. Het is niet de Naam van uw God, maar God zelf dien uw geest begeert, en niet derven kan, God zelf in zijn levensuitstraling, en het is die uitstraling van zijn leven, die u doortintelen moet, en tot in het bloed van uw ziel moet worden opgenomen.

Afronding

Wie verlangt naar geestelijke groei en verder wil komen in de Omgang met God, kan heel veel leren van Kuyper. Maar zijn meditatiebundels liggen wel uit de band (of nog erger: bij oud papier). Er is in onze gereformeerde traditie als het gaat om het nadenken over onze Omgang met God inderdaad veel materiaal voorhanden, maar het het gaat niet aan om gemeenteleden anno 1996 te verwijzen naar publicaties van rond de eeuwwisseling. Eigentijdse Schriftoverdenkingen zijn er genoeg. Maar echte meditaties, die zijn geschreven in de sfeer van de Omgang met God en die de lezer brengen in de sfeer van de Omgang met God, vind ik maar zelden. Maar dat kan natuurlijk ook aan mijn beperkte gezichtsveld liggen.

Aantekeningen:

  • Kuyper, Nabij God te zijn. Meditatiën, Kampen 1908 (twee delen).
  • Richard F. Lovelace, Dynamics of Spiritual Life. An Evangelical Theology of Renewal, Exeter 1992 (oorspr. 1979). Het gegeven citaat is te vinden op p. 181.
  • Wentsel, De Heilige Geest, de kerk en de laatste dingen. De persoon en het werk van de Heilige Geest. Dogmatiek deel 4a, Kampen 1995. De door mij aangehaalde opmerkingen van Wentsel zijn te vinden op p. 824 en p. 883.
  • De opmerking van V. Hepp is te vinden in De Reformatie 1 (1920-1921) nr. 7: ‘Het geheim van zijn kracht school volgens ons in zijn diepe, geloovige mystiek. (…) Kuyper was een mystieke figuur, die met Augustinus, Thomas à Kempis, Pascal op één lijn kan worden gesteld. Misschien breken er tijden aan, dat zijn theologisch-wetenschappelijke werken hoofdzakelijk door godgeleerden van professie zullen worden geraadpleegd, dat zijn staatkundige geschriften slechts door een beperkten kring van mannen zal worden nageslagen, maar zijn meditaties zullen onder het gereformeerde volk een blijvende bron van zielsgenot zijn, vele eeuwen lang.’
  • Y.de Jong, Foreword, in: A. Kuyper, In the Shadow of Death. Meditations for the Sickroom and at the Sick-bed, Audubon 1993.
  • De titels van Kuypers meditatiebundels zijn: Honig uit den rotssteen (I: 880, II: 1883), Dagen van Goede Boodschap (I-IV: 1887-1888), Gomer voor den Sabbath (1889), Voor een Distel een Mirt (1891), In de schaduwe des doods (1893), Als gij in uw huis zit (1899), Zijn uitgang te Jeruzalem (1901), In Jezus ontslapen (1902), Vier uwe vierdagen (1904), Nabij God te zijn (I-II: 1908).
  • In het 2000ste nummer van De Heraut (21 mei 1916) schreef Kuyper een meditatie over de meditatie. Ik geef het begin ervan door: ‘Een Meditatie is iets heel anders dan een leerstellig betoog, en verschilt geheel van een Schriftuitlegging. Gaat ge mediteeren, dan trekt ge u uit uw gewonen gedachtengang in het heilige terug. Ge scheidt u er niet mee af van de wereld, maar werpt u toch niet meer zoo klakkeloos op de werkelijkheid, waarmee ze zich anders aan u opdringt. Los laat ge de wereld dan in uw Meditatie wel niet, maar ze wordt u bijzaak, terwijl hoofdzaak in de Meditatie eeniglijk is en blijft het u inleven met uw gewaarwordingen in de gemeenschap met het Eeuwige Wezen. In de Meditatie legt de ziel aan de wereld het zwijgen op, om alleen wat God tot de ziel spreekt, te beluisteren.’
  • Ik wijs er ook nog op dat Kuyper zelf over mystiek (en mysticisme) schreef in: Drie kleine vossen, Kampen 1901,45-74. Overigens is hier ook inhoudelijk de driedeling Leer, Omgang, Leven terug te vinden: Kuyper bespreekt achtereenvolgens het intellectualisme, het mysticisme en het practicisme als de drie kleine vossen die de wijngaard (het kerkelijk leven, het leven met God) kunnen bederven.
  • Er is in onze kring voorzover ik weet niet zo veel over meditatie geschreven, maar zeker mogen hier niet onvermeld blijven de bijdragen van prof. H.M. Ohmann (Mediteren wij nog wel? in: Nederlands Dagblad van 11 maart 1989) en ds. T.S. Huttenga (Moeten gereformeerden mediteren?; Mediteren hoef je niet alleen; Alleen zijn met God; Mediteren: mooi, maar. .. in de Gereformeerde Kerkbode van het Noorden van 10, 17 en 24 november 1995 en 17 mei 1996). Ook aardig is het (al wat oudere) gegeven dat K. Schilder in zijn lijfblad artikelen van ds. Kruyswijk uit Hilversum overnam over ‘Mediteeren’ (De Reformatie 10 (1929-1930) nrs. 17, 18,20 en 21).

De Reformatie, jaargang 71, 28 september 1996, blz. 981-984