Ervaringen van digitale gemeenschap in online Lectio Divina bijeenkomsten

In deze blog geeft Sabine Wolsink weer wat een onderzoek naar het aspect van ‘gemeenschap tijdens de digitale Lectio online-momenten van de School voor Spiritualiteit heeft opgebracht. De kernvraag van het onderzoek was: ‘Is het mogelijk om je digitaal onderdeel van een gemeenschap te voelen?’

Lees deze blog als Word document met noten

Door Sabine Wolsink

Is het mogelijk om je digitaal onderdeel van een gemeenschap te voelen? Door de Coronacrisis zijn in de afgelopen jaren veel domeinen in de samenleving (tijdelijk) gedigitaliseerd, waaronder de kerk. Juist bij kerkelijke en (christelijk) spirituele activiteiten is het de vraag hoe er in de digitale vorm aandacht kan zijn voor de gemeenschap, wat een wezenlijk onderdeel van het christendom is. De School voor Spiritualiteit richt zich op de ontwikkeling van de individuele spiritualiteit als tegenwicht aan het spirituele tekort in de kerk. Het cursusaanbod is volledig digitaal. Jos Douma ziet hierin veel mogelijkheden wanneer de digitale vorm als een legitieme vorm van verbondenheid, en niet als vervanging van of aanvulling of fysieke vormen, wordt gezien. Ook heeft het praktische voordelen, zoals de beschikbaarheid, laagdrempeligheid, geen reiskosten en reistijd, en de terugkijkmogelijkheid. Hoe verhouden in zijn activiteiten de twee genoemde elementen – individuele spiritualiteit en de digitale vorm – zich tot elkaar? Is er voldoende oog voor de gemeenschap?

Lees hier meer over Lectio online

Ervaringen van gemeenschap

Om hierachter te komen heb ik een onderzoekje gedaan naar de ervaringen van gemeenschap van deelnemers van de ‘Lectio online’-bijeenkomsten, online Lectio Divina bijeenkomsten van de School voor Spiritualiteit (via YouTube). Hoewel ‘gemeenschap’ geen eenduidig begrip is, definieer ik het hier als een min of meer vaste groep mensen die op de een of andere manier verbonden is, elkaar regelmatig ontmoet, maar elkaar niet heeft uitgekozen. Uit de vele ingevulde vragenlijsten blijkt dat het grootste gedeelte van de respondenten zich tijdens de bijeenkomsten onderdeel van een gemeenschap voelt. Ze hebben een gemeenschappelijke interesse en maken de bijeenkomst samen mee, ondanks dat ze niet in dezelfde fysieke ruimte zijn: ‘mooi om te weten dat je met meerdere mensen op dat moment samenkomt’, ‘wetende dat anderen op dat moment hetzelfde doen op hun eigen plek’.

In de chat, die tijdens de bijeenkomst aanstaat, zien we dat ook: aan het begin van de bijeenkomst groeten enkele deelnemers, wensen ze elkaar een ‘fijne’, ‘goede’, of ‘gezegende’ tijd, en reflecteren ze soms op de gemeenschap: ‘er ontstaat een echt samen-gevoel’, en ‘Het was weer fijn samen!’ Douma benadrukt dit gemeenschapsaspect, wanneer hij in het gebed zegt dat ‘ieder op zijn eigen plek’ is, maar dat het luisteren naar Gods stem ook ‘in verbondenheid met elkaar’ gebeurt. Hij betrekt de deelnemers actief bij de bijeenkomst door na het lezen van de Bijbeltekst en de stilte te vragen ervaringen te delen.

Niet iedereen voelt zich echter onderdeel van de gemeenschap en sommigen vinden het sociale aspect niet zo belangrijk of vinden de chat eerder storend. Ook wordt de lijfelijke aanwezigheid gemist, omdat je elkaar bijvoorbeeld niet ziet en daardoor niet weet wie erachter de namen in de chat schuilgaan.

Individuele spiritualiteit

De deelnemers vinden over het algemeen het spirituele aspect belangrijker dan het sociale, maar ze voelen zich wel verbonden. De nadruk op individuele spiritualiteit past bij wat in de sociologie networked individualism heet. We leven tegenwoordig niet meer in vanzelfsprekende gemeenschappen. Ieder individu heeft daarentegen zijn eigen ‘personal community’ dat hem voorziet van de wezenlijke elementen van gemeenschap, zoals steun, gezelligheid, informatie, sociale identiteiten, en een gevoel ergens bij te horen (sense of belonging). Het gevolg hiervan is dat er uit meerdere religieuze bronnen geput wordt en er minder behoefte is aan verplichte gezelligheid. In de ervaringen van de Lectio Divina zien we dit terug, zoals blijkt uit de redenen om mee te doen: ‘dichter bij God leven’, ‘in Zijn aanwezigheid te zijn’, ‘in dit (hectische) leven op aarde rust zoeken en vinden bij Hem’, ‘tijd voor God vrij maken en bewust stil zijn’. Tegelijkertijd is er geen sprake van utilitarian individualism dat alleen uit is op het eigen gewin, maar om een spiritualiteit die uiteindelijk ook in verbondenheid met elkaar gepraktiseerd wordt.

Uitdrukking geven aan ervaringen

Belangrijk voor het sociale aspect van de bijeenkomst is de interactie via de chat. Door velen wordt het als waardevol ervaren: ‘Door wat je leest wordt je soms nog weer op een andere manier aan het denken gezet’. Wel komt naar voren dat de chat als eenrichtingsverkeer wordt ervaren. Een gesprek komt niet echt op gang, doordat het reageren op andermans ervaringen niet mogelijk is. Een respondent schrijft dat hij de interactie via de chat prima vindt, ‘al heb ik geregeld wel behoefte om door te praten en dat gaat dan niet’.

Het belang van het uitdrukken en delen van ervaringen kan verduidelijkt worden aan de hand van wat Pamela Cooper-White schrijft over pijn en lijden. Lijden (suffering) is iets anders dan (de ervaring van) pijn, namelijk in die zin dat het een bewustwording, betekenisgeving, en articulatie is van pijn. Alleen wanneer pijn in lijden is getransformeerd, is genezing mogelijk. De pijn is begrijpelijk geworden en daardoor dragelijk, omdat het gedeeld wordt. Dit lijkt mij ook te gelden voor andere ervaringen, zoals de spirituele ervaringen tijdens een Lectio Divina. De ervaring wordt door de uitdrukking niet alleen begrijpelijk, maar verdiept zich ook. De individuele ervaring wordt namelijk in een sociale context, in een groter verhaal, geplaatst. We zien dit terug in de responsen op de vragenlijst: ‘[Het is] heel waardevol en kostbaar om via de chat een ‘inkijkje’ te krijgen in wat een tekst, wat een woord, wat een stiltemoment bij de andere deelnemers teweegbrengt. En het helpt onszelf om woorden te leren geven aan wat het mediteren bij onszelf naar voren brengt.’ Doordat anderen ervaringen delen, wordt de respondent uitgedaagd zelf ook uitdrukking aan zijn ervaringen te geven.

Gemeenschap van individuen

Als we nu een spade dieper graven, kunnen we ons afvragen hoe we deze geloofspraktijk theologisch kunnen evalueren. We komen terug op de beginvraag: is er voldoende oog voor de gemeenschap, uiteraard in relatie tot individuele spiritualiteit? Om hierop een antwoord te vinden, ga ik te rade bij de negentiende-eeuwse theoloog Friedrich Schleiermacher (1768–1834). Schleiermacher is interessant in deze context, omdat hij in zijn eigen tijd ook te maken had met een spiritueel tekort: tussen het rationalisme van de Neologie, de dogmatische starheid van de orthodoxie, en de onverschilligheid en vijandigheid ten opzichte van religie van de intellectuele elite, schreef hij zijn Über die Religion. Reden an die Gebildeten unter ihren Verächtern (1799). Hierin ontwikkelde hij een modern religiebegrip dat aansluiting zocht bij de ervaringen van het subject en de eigen tijd, en zich richtte op het individu in zijn sociale en historische context. 

Kortweg staat bij Schleiermacher het individu in onmiddellijke betrekking tot het universum of het geheel. Het individu is enerzijds een afspiegeling van dit geheel, anderzijds moet hij het geheel op zijn eigen manier tot uitdrukking brengen. Het is een wisselwerking tussen passief ontvangen en actief uitdrukken. In de Lectio Divina komen beide elementen naar voren. Nu is het de vraag of beide voldoende aanwezig zijn.

In zijn passiviteit, zijn ontvankelijkheid, voelt de mens zich volgens Schleiermacher volstrekt afhankelijk (schlechthinnige Abhängigkeitsgefühl noemt hij dat) van iets, het Woher van dit gevoel, dat van buiten op hem inwerkt en in christelijke zin God is. In de Lectio Divina stelt het individu zich ook open voor wat er in de tekst en stilte tot hem komt. Om het anders te zeggen: het is een luisteren naar hoe God door de Bijbeltekst heen spreekt. In Gods aanwezigheid zijn, zoals enkele respondenten aangeven, zou geïnterpreteerd kunnen worden als het Godsbewustzijn van Schleiermacher. Er is dus ruimte voor de individuele ontvankelijkheid.

Tegelijkertijd is bij Schleiermacher het vrome individu noodzakelijk op gemeenschap gericht. Dat de mens zich ervan bewust is deel van de mensheid te zijn, dwingt hem ertoe zichzelf niet op te sluiten in zijn eigen persoonlijkheid, maar indrukken van andere persoonlijkheden tot zich te nemen. Dat ontvangen van indrukken is vervolgens weer gericht op het zich uitdrukken. ‘Al het innerlijke wordt op een bepaald punt van sterkte en rijpheid iets uiterlijks en zo voor anderen waarneembaar’, schrijft Schleiermacher. Door het uitdrukken wordt een geloofstaal ontwikkeld en in stand gehouden. Bovendien kunnen de uitgedrukte ervaringen ‘voor anderen een openbaring van het innerlijke’ zijn. Door de kracht van de expressie van anderen wordt geloof doorgegeven, want daardoor kan er bij mezelf een gevoel van volstrekte afhankelijkheid, en dus een Godsbewustzijn, opgewekt worden. In de ‘Lectio online’-bijeenkomsten zien we dat het uitdrukken en uitwisselen van ervaringen misschien niet voldoende mogelijk is. Nu is het weliswaar zo dat een Lectio Divina niet primair daarop gericht is, maar er schijnt wel een behoefte te zijn met elkaar in gesprek te gaan. 

Conclusie

Uit het onderzoek is gebleken dat een groot deel van de deelnemers aan de ‘Lectio online’-bijeenkomsten gemeenschap ervaart. Er is echter ook een groep die geen of weinig gemeenschap ervaart, of er soms ook geen behoefte aan heeft. Het blijkt dat een meerderheid het spirituele element belangrijker vindt dan het sociale. De manier waarop wel gemeenschap wordt ervaren is door het hebben van een gemeenschappelijke interesse, het gelijktijdig bijwonen van de Lectio Divina, en de interactie via de chat. 

Vanuit Schleiermachers theologie bezien, blijkt dat er aandacht is voor de individuele ontvankelijkheid. Wel is het de vraag of in de bijeenkomsten het gemeenschappelijke van religieuze ervaringen voldoende aan de orde komt. Er zou daarom overwogen kunnen worden tijdens de bijeenkomsten meer tijd in te bouwen voor het delen van ervaringen. Ook zou door deelnemers zelf het initiatief genomen kunnen worden actief bezig te gaan met het verwoorden van spiritualiteit. Zo wordt er een extra stap gezet tussen de individuele spiritualiteit van de Lectio Divina en de praktijk van lokale gemeenten. Wanneer we namelijk niet meer in staat zijn woorden te vinden voor wat we ervaren, kunnen we ervaringen ook niet delen en leidt dat noodzakelijkerwijs tot een verschraling van geloof en gemeenschap. Dan zijn we niet meer verbonden in de stilte, maar alleen nog maar stil.

Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van de premaster Theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit Amsterdam/Groningen.