Lezen: Matteüs 21:1-9

Als je erbij was geweest op die dag – Jezus op die ezel, allemaal juichende mensen die kleren op de grond gooien en met palmtakken zwaaien – wat zou jij gedaan hebben? Zou je mee gejuicht hebben? Zou je misschien op een afstandje zijn blijven staan? Zou je misschien wel sceptisch of kritisch zijn geweest op heel dit gebeuren?

Dat kan natuurlijk allemaal. Het is niet vanzelfsprekend dat je het feest van de intocht meeviert. Soms voel je je wat op afstand staan van het geloof. Misschien zeg je wel: eerlijk gezegd weet ik op het moment niet zo goed wat ik met m’n geloof aan moet. Ik zal niet zeggen dat ik niet geloof. Maar om nou enthousiast langs de kant van de weg mee te gaan zwaaien en mee te gaan zingen? Dat is me echt wat teveel.

Ik moest bij de voorbereiding van deze preek ook denken aan die vier geloofsfases die de afgelopen maanden aan de orde zijn geweest: lente, zomer, herfst en winter. Eenvoud, complexiteit, verbijstering en harmonie. Het maakt nogal uit in welke fase je zit als je zo’n bijbelverhaal leest en hoort.

Je kunt enthousiast zijn en meedoen: dit is prachtig, Hosanna, halleluja, wat een feest! 

Je kunt er ook wat anders tegenaan kijken: die Jezus, dat is op zijn minst een fascinerende figuur, wat kan ik met Hem? Zou hij een bijdrage kunnen leveren aan mijn leven? Wat zal ik ermee doen?

Als je meer in die herfstfase zit, van twijfel en niet goed weten wat je met je geloof moet, zeg je misschien: dit is allemaal nogal overdreven, zo’n feeststemming, dat gezwaai met die takken. Zo feestelijk is het leven niet. Wat wil die Jezus op die ezel? Hoe oprecht is wat Hij doet? En al die mensen: menen ze dat nou echt wat ze daar roepen of laten ze zich gewoon meeslepen met de massa?

En dan zijn er ook nog de mensen van de harmoniefase. Dit is in elk geval bijzonder wat hier gebeurt. Ik voel iets van een mysterie: ik zie een nederig mens, ik zie iets nieuws gebeuren, wat is hiervan het geheim? Zou hier iets van een visioen uitgebeeld worden? Dat moet ik eens even rustig op me in laten werken.

Ja, hoe komt het verhaal bij jou binnen? Ik werd me er de voorbije week van bewust dat dat voor de een dus misschien heel anders kan zijn dan de ander.

Wat ons hopelijk verbindt is een zeker nieuwsgierigheid, een bepaald verlangen om in elk geval de betekenis van zo’n bijbelverhaal te proeven. Daarvoor komen we naar de kerk: het is de plek waar we dat oude boek open doen in de verwachting dat we een glimp van God opvangen, dat we iets van Jezus ontdekken. Laten we kijken of dat gebeurt. (Overigens gaan de eenvoudige woorden ons daar ook bij helpen. Ik zal er een aantal van de twaalf met dit verhaal verbinden. Maar dat komt straks.)

Wat hier gebeurt heeft in elk geval een hoog profetisch gehalte. Heel bijzonder hoe Jezus een aantal dingen voorspelt aan die twee leerlingen en dat het nog uit blijkt te komen ook. En het gebeurt nog ook: de aangekondigde ezelin blijkt er te staan. Jezus heeft profetische gaven! Hij ziet dingen die hij – zo lijkt het – niet kan weten en in elk geval nog niet letterlijk kan zien.

Maar profetie gaat verder dan voorspelling. Iemand heeft een profeet eens omschreven als iemand “iemand die visioenen van God heeft gezien en een stem van de Troon heeft gehoord”. Deze man, Tozer is zijn naam, uit de vorige eeuw, een pastor en auteur, dacht na over de vraag hoe vernieuwing van de kerk eruit kan zien. Hij zei zoiets als: we hebben voor die vernieuwing geen priesters nodig die keurig de rituelen uitvoeren die horen bij kerk zijn en verder geen vragen stellen; we hebben ook geen managers nodig die de kerk gaan runnen en er een succes van maken; we hebben ook geen herders nodig die iedereen een beetje bij elkaar proberen te houden en zeggen dat je mag zijn wie je bent. Nee, we hebben profeten nodig, vrouwen en mannen “die visioenen van God hebben gezien en een stem van de Troon hebben gehoord”. 

Zo iemand is Jezus. Hij heeft ook goed geluisterd naar eerdere profeten. Want wat Hij aan het doen is, gebeurt niet zomaar, maar heel doelbewust, schrijft Mattëus: “Dit is gebeurd omdat in vervulling moest gaan wat door de profeet gezegd is.”

Die profeet is Zacharia, een van de laatste profeten die we tegenkomen in het Oude Testament. Twaalf kleine profeten, daar sluit het Oude Testament mee af: Hosea, Joël, Amos, Obadja, Jona, Micha, Nahum, Habakuk, Zefanja, Haggaï, Zacharia en Maleachi.

Ja, Zacharia was zo’n profeet (zoals Jezus), die vijf eeuwen eerder leefde (zo rond 520 voor Christus): iemand die visioenen van God heeft gezien en een stem van de Troon heeft gehoord. Luister maar naar Zacharia 9:9-10:

Juich, vrouwe Sion,

Jeruzalem, schreeuw het uit van vreugde!

Je koning is in aantocht,

bekleed met gerechtigheid en zege.

Nederig komt hij aanrijden op een ezel,

op een hengstveulen, het jong van een ezelin.

Ik zal de strijdwagens uit Efraïm verjagen

en de paarden uit Jeruzalem;

de oorlogsboog wordt gebroken.

Hij zal vrede stichten tussen de volken.

Zijn heerschappij strekt zich uit van zee tot zee,

van de Rivier tot aan de einden der aarde.

We voelen aan: dit is een visioen. Toen en ook nu. Want er is helemaal geen vrede. Er is helemaal geen nederigheid. Er is helemaal geen vreugde. Onze wereld staat bol van oorlog en haat, van hoogmoed en polarisatie, van verdriet en cynisme, van onrecht. En de bekendste koningen, leiders, presidenten of hoe ze ook maar heten: kunnen we heil van hen verwachten? Of gaan ze alleen voor zichzelf? Nederigheid is vaak heel ver te zoeken.

En daarom hebben we een visioen nodig. Dat visioen van Zacharia. En wat Jezus hier doet is dat: hij speelt dat visioen uit. Hij maakt er – positief bedoeld – een toneelstuk van zodat we het aan den lijve ervaren. Dit is wat we willen, dit is waar we naar verlangen: een nieuwe wereld, een nieuwe orde, een nieuwe nederigheid, een nieuwe vrede, nieuwe vreugde

“Kijk! Je koning is in aantocht. Kijk! Hij is zachtmoedig en rijdt op een ezelin en op een veulen, het jong van een lastdier.”

Kijk je mee? En dat brengt me bij het eerste van de drie eenvoudige woorden die ik wil verbinden met dit verhaal. Het tiende woord. Ziehier! Kijk. Hier wordt een visioen uitgebeeld, een visie op een nieuwe wereld. Kijk naar Jezus. Hij belichaamt de zachtmoedigheid en de nederigheid waar deze wereld zo om schreeuwt. En die zachtmoedigheid en nederigheid zijn niet minder dan een verwijzing naar de heilige Geest, de Geest van Jezus. Diezelfde profeet Zacharia zegt ook ergens (in Zacharia 4:6):

“Niet door kracht en niet door geweld, 

maar door mijn Geest, 

zegt de HEER van de hemelse machten.”

Ja en dan is daar het feest. Al die mensen, het waren er blijkbaar een heleboel, al die mensen “spreidden hun mantels op de weg uit, anderen braken takken van de bomen en spreidden die uit op de weg. De talloze mensen die voor Hem uit liepen en achter Hem aan kwamen, riepen luidkeels: ‘Hosanna voor de Zoon van David! Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer. Hosanna in de hoogste hemel!’”

En dan wil ik even inzoomen op dat woord Hosanna. Een woord dat niet vertaald wordt. Het komt uit het Hebreeuws. En ik denk dat het in onze oren klinkt als ongeveer: ‘Halleluja. Loof de Heer’. Want het is daar toch een feestelijke stemming? Dan past daar Halleluja bij. We zitten hier in de sfeer van het derde eenvoudige woord voor een leven met God: Na Hier, en Dank, was dat het korte woordje O, van aanbidding. Want daarin moeten we ons oefenen als we op een allesomvattende holistische manier met God willen leven. 

O Koning! 

O Zoon van David! 

O Zoon van God! 

O Jezus! 

O Hemelse Heer!

O God.

En hoewel die aanbidding hier zeker niet ontbreekt, hebben we nog niet de betekenis van Hosanna te pakken. Dat woord komt ook ergens in Psalm 118 voor, onderdeel van het Joodse Hallel (Psalm 113-118) dat door Jezus en leerlingen gezongen is na afloop van het laatste Avondmaal en dat werd gereciteerd tijdens het Pesachfeest. Luister naar Psalm 118:25 en 26:

Ach HEER, red ons toch,

HEER, geef ons voorspoed.

Gezegend wie komt in de naam van de HEER.

Wij zegenen u vanuit het huis van de HEER.

Dat eerste zinnetje, ‘Ach HEER, red ons toch’ – daar vinden wat dat Hosanna terug. Hosanna betekent: ‘Help ons toch, red ons toch, we smeken U’. En daar hebben we dus het volgende eenvoudige woord: Help. En je zou eventueel Alstublieft er ook nog bij kunnen nemen.

Hosanna – ‘Help ons toch, Red ons toch, Heer, we smeken het U, Help ons alstublieft’ – dat is de kleur van dit woord.

Wij vieren drie keer Pasen. Vandaag Palmpasen. Vrijdag Kruispasen (als er geen Hosanna meer klinkt maar: Kruisig Hem’). En komende zondag Opstandingspasen. 

Op Palmpasen roepen wij, midden in een gebroken wereld, waar maar weinig profeten meer zijn – wij roepen: Hosanna! Help, Jezus. Help ons, Zoon van David. Wij smeken U: wees onze Koning, zachtmoedig en nederig. U die komt in de naam van de Heer, breng de hemel weer op aarde. Help. In een wereld die in brand staat vanwege de vele crises die er zijn, in een samenleving waarin we door polarisatie elkaar aan flarden schieten en waar zoveel diepgeworteld wantrouwen is, waar we elkaar en onszelf dreigen te verliezen, leert Palmpasen ons dat we niet zonder profetie kunnen, niet zonder Jezus die visioenen van God heeft gezien en een stem van de Troon heeft gehoord. En die wil zijn wat God altijd al was: Een Helper. Onze hulp is in de naam van de Heer. Hosanna!

Ja, Hij is zelf die stem. Vanaf die ezel kijkt Hij ons indringend aan. En Hij vraagt: 

Doe je mee in het visioen? 

Wil je het zien? 

Ik maak alles nieuw! 

Doe je mee in mijn nieuwe wereld?  

Doe je mee in mijn koninkrijksbeweging waar deze wet geldt: 

“Gelukkig wie nederig van hart zijn 

want voor het is het koninkrijk van de hemel.” 

En:

“Gelukkig de zachtmoedigen 

want zij zullen de aarde bezitten.”

En dat brengt ons tenslotte bij een laatste eenvoudige woord. Voel je hem al klinken? In je hoofd? In je hart?

Dat woordje dat ons helpt te oefenen in toewijding en overgave.

Ja.

Ja, Heer, ik doe mee. Ik wil verschil maken in deze wereld. Net zoals U verschil hebt gemaakt en nog altijd maakt.

Ja.

Help me daarbij.

Hosanna.

Laten we bidden…