Hoofdstuk XIII van ‘de namiddag van het christendom’ is helemaal gewijd aan het thema van de spiritualiteit. Voor een goed begrip van waar het om gaat in spirituele centra is het van groot belang om een goed beeld te hebben van wat Halík bedoelt als hij spreekt over spiritualiteit.

Eén van de belangrijkste stellingen van zijn boek formuleert Halík als volgt:

De belangrijkste uitdaging voor het kerkelijke christendom van vandaag is de wending van religie naar spiritualiteit. (…) De toekomst van de kerken hangt grotendeels af van de vraag of, wanneer en in welke mate ze het belang van deze wending inzien en hoe ze op dit teken van de tijd weten te reageren.

dE NAMIDDAG VAN HET CHRISTENDOM, 185

Omdat dit een zo aangelegen punt is voor Halík lezen we nog even verder:

De evangelieverkondiging, de centrale taak van de Kerk, zal nooit ‘nieuw’ en effectief genoeg zijn als ze niet doordringt tot de dieptedimensie van het menselijke leven en de menselijke cultuur, de habitat van de spiritualiteit. Als de evangelieverkondiging bestaat uit het zaad van het evangelie in goede aarde te zaaien, dan moet die aarde iets dieper zijn dan de rationele en emotionele componenten van van de menselijke persoonlijkheid. Het moet gaan om het innerlijke gebied dat Augustinus memoria noemde, Pascal het ‘hart’ en Jung das Selbst. Daar bevindt zich die moederschoot waaruit de mens – in de geest van Jezus’ woorden tot Nicodemus – ‘opnieuw geboren’ moet worden (vgl. Joh. 3:3-6). De taak die het christendom in de namiddagfase van zijn geschiedenis te wachten staat, bestaat grotendeels uit de ontwikkeling van de spiritualiteit. De nieuw uitgedachte christelijke spiritualiteit kan een belangrijkste bijdrage leveren aan de huidige geestelijke cultuur van de mensheid, zelfs ver buiten de kerkgrenzen.

dE NAMIDDAG VAN HET CHRISTENDOM, 185-186

Momenteel ben ik Halíks boek voor de tweede keer helemaal aan het lezen, en ik merk dat dat ook nodig is om de gedachtenrijkdom van Halík te kunnen laten landen en te kunnen vatten. Zo’n paragraaf als ik hierboven heb weergegeven vraagt om tijd van reflectie en contemplatie. Laat ik proberen een aantal momenten uit deze alinea naar voren te halen en wat uit te werken.

‘Nieuw’ evangelie

Halík stelt dat de evangelieverkondiging de centrale taak van de kerk is. Ik ga er vanuit dat hij daarmee niet primair of alleen de zondagse preek of homilie bedoelt, maar het spreken van de kerk in het algemeen. Wat is de boodschap van de kerk? Waar en hoe komt die tot klinken? Het lijkt me dat ook de boeken van Halík vallen onder die evangelieverkondiging. En zijn boeken zijn wat mij betreft beslist ‘nieuw’ en effectief!

Het gaat erom dat die evangelieverkondiging ‘nieuw’ en effectief is. Nieuw: het staat tussen aanhalingstekens. Halík bedoelt denk ik niet met een ‘nieuw evangelie’ te komen in de zin van een ander evangelie, waar Paulus dit over zegt (Galaten 1:6-7): “Het verbaast me dat u zich zo snel hebt afgewend van Hem die u door de genade van Christus heeft geroepen en dat u zich tot een ander evangelie hebt gekeerd. Er is geen ander evangelie.”

Geen ander evangelie, wel ‘nieuw’: opnieuw doordacht, opnieuw doorleefd, opnieuw ‘gecontempleerd’. Halík gebruikt ergens anders ook de Latijnse uitdrukking (uit de dominicaanse spiritualiteit): contemplari et contemplata aliis tradere. Dat is een uitspraak die gaat over prediking en evangelieverkondiging. Daarin gaat het erom dat de prediker op centemplatieve wijze het evangelie leest om vervolgens de vruchten van deze contemplatie door te geven aan andere. In 2008 gaf ik zelf een openingscollege aan de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven waar ik deze dominicaanse zegswijze ook besprak in het kader van een verhaal over een spirituele homiletiek. Je kunt het college hier teruglezen.

Neues Wort

Het ‘nieuwe’ evangelie waar Halík het over heeft, breng ik op dit moment ook even in verbinding met twee andere auteurs. De eerste is Ernst Lange, een Duitse theoloog en homileet die mij sterk geïnspireerd heeft toen ik mijn proefschrift over prediking aan het schrijven was in de jaren 1995-2000. Hij introduceerde de typering van de preekj als ‘neue Wort’. Elke preek moet een ‘nieuw’ Woord zijn dat geboren is uit de aanvechting die de prediker ervaart wanneer zij of de weerbarstigheid van het evangelie ervaart. Deze aanvechting (een centraal motief in het werk van Ernst Lange, maar ook in de theologie van Luther) doet tegelijik ook weer sterk denken aan Halíks zoektocht om samen met de zoekenden te zoeken en samen met de twijfelenden te twijfelen.

A New Kind of Christianity

De tweede auteur die ik in verband met Tomáš Halík wil noemen is Brian McLaren. Zijn boek over ‘Naakte spiritualiteit’ vormde in de eerste 12 weken van 2023 de inspiratiebron voor een prekenserie en een online cursus over naakte spiritualiteit: leven met God vanuit 12 eenvoudige woorden. Net als Halík is McLaren op zoek naar nieuwe wegen in het christelijke geloof. Zo schreef hij boeken met titel waar dat woord ‘nieuw’ ook prominent in voorkomt: ‘A New Kind of Christian’ en ‘A New Kind of Christianity’. McLaren schrijft vanuit een heel andere achtergrond dan Halík, maar hun drive is dezelfde, namelijk het zoeken van een richting van een antwoord op de vraag: hoe ziet het christendom van de toekomst eruit?

Goede aarde

De ‘nieuwe’ evangelie verkondiging die Halík voor ogen heeft, moet doordringen ’tot de dieptedimensie van het menselijke leven en de menselijke cultuur, de habitat van de spiritualiteit.’ In dit verband refereert Halík aan een van de vele gelijkenissen die Jezus vertelt over het koninkrijk van de hemel: ‘Een zaaier ging eropuit om te zaaien’ (Matteüs 13:3-9). Uit deze gelijkenis pakt Halík het element van de ‘goede aarde’ op door te stellen: ‘Als de evangelieverkondiging bestaat uit het zaad van het evangelie in goede aarde te zaaien, dan moet die aarde iets dieper zijn dan de rationele en emotionele componenten van van de menselijke persoonlijkheid.’

Op zich een wat tegendraadse toepassing van de gelijkenis, omdat in die gelijkenis de soorten ‘grond’ waarop het zaad valt door Jezus als een vast gegeven worden ingebracht. Maar doordenkend over die ‘goede aarde’ is het boeiend dat Halík stelt dat het van belang is die aarde te kennen en te ontdekken hoe je die aarde ook kunt bewerken voordat je er het evangelie in zaait.

Vertaald naar (de) componenten van de menselijke persoonlijkheid (de ‘aarde’) zegt Halík dat het zaad van het evangelie niet alleen maar in de rationele (het denken en analyseren) en de emotionele (gevoelsmatige) componenten van het mens-zijn terecht moet komen, omdat er een diepere en voor de verkondiging van het evangelie van het koninkrijk van God dus belangrijker component is: ‘Het moet gaan om het innerlijke gebied dat Augustinus memoria noemde, Pascal het ‘hart’ en Jung das Selbst.’

Innerlijk gebied

Hier komen we dus bij de diepte van de ‘goede grond’ waar het zaad van het evangelie van het koninkrijk moet landen. Voor die diepte, dat ‘innerlijke gebied’ kunnen veel verschillende woorden worden gebruikt. Aan de door Halík genoemde drie (de memoria, het ‘hart’ en het ‘zelf’) zouden bijvoorbeeld deze woorden toegevoegd kunnen worden: ziel, innerlijk, bewustzijn, binnenste, binnenkamer.

Van Anselm Grün (met wie Halík ook samen een boek heeft geschreven: ‘Geloven op de tast. Als geloof en ongeloof elkaar ontmoeten’) gaat onderstaand citaat al jaren met me mee, woorden die ik ervaar als een goede weergave van wat Halík bedoelt:

In ieder van ons is een afgegrensd gebied,
een heilige ruimte, een ruimte voor de stilte,
waar onze gedachten en emoties geen toegang hebben.
In dit innerlijk heiligdom woont God in ons.

Anselm Grün

Nieuwe christelijke spiritualiteit

Voor Halík is de aandacht voor de dieptedimensie van het menselijke bestaan, voor de innerlijke ruimte van de (zoekende) mens, kortom voor ‘spiritualiteit’ dus wezenlijk als het gaat om de toekomst van het christendom. Dit is de taak die de kerk te wachten staat: ‘de ontwikkeling van de spiritualiteit, ‘het opnieuw doordenken van de spiritualiteit’.

Vooruitgrijpend op een antwoord op de vraag wat er in die spirituele centra waar Halík voor pleit zou moeten gebeuren, zou ik willen zeggen: daar moeten in elk geval leeskringen worden gevormd van gelovigen, ongelovigen, zoekers en twijfelaars (waarbij bedacht moet worden dat voor Halík dit niet vier verschillende soorten mensen zijn, maar dat mensen deze vier ’types’ in zichzelf terugvinden) die samen de boeken van Halík gaan lezen in een sfeer van reflectie en contemplatie.

Oftewel: Halík levert zelf al het materiaal aan dat in spirituele centra een belangrijke plek moet krijgen omdat hij een wezenlijke bijdrage levert aan een ‘nieuw uitgedachte spiritualiteit’.