Afgelopen vrijdag woonde ik in Kampen het symposium: ‘Geleefde kerk: tussen instituut en gemeenschap‘ bij, waar de spanning tussen de kerk als instituut en de kerk als gemeenschap centraal stond. Hoewel ik het een mooie dag vond om bij te zijn, vertrok ik na afloop toch met een wat onbevredigd gevoel.
Want hoe zeer en hoe vaak op de dag ook was benadrukt dat je instituut en gemeenschap niet tegenover elkaar moet stellen of tegen elkaar moet uitspelen, toch bleef deze tegenstelling gewoon recht overeind staan. Iets anders gezegd: als je ervoor kiest om de thematiek instituut-gemeenschap aan de orde te stellen, loop je de kans dat je jezelf toch steeds weer vastzet in deze benadering.
Misschien deugt heel die tweeslag wel niet, in elk geval niet als aangrijpingspunt om vandaag een antwoord te vinden op de vraag hoe we kerk moeten zijn. Daarom pak ik hier nog even op wat ik voorafgaand aan de dag al twitterde:
De dag heeft me eigenlijk vooral bevestigd in die gedachte. Het is erg onvuchtbaar om vanuit de tweeslag instituut-gemeenschap naar de kerk te kijken. Je blijft daarmee gevangen zitten in een manier van denken die zelf het probleem vormt. Het gaat vandaag niet om het zoeken naar een nieuwe verhouding van of een nieuw evenwicht tussen de kerk als instituut of de kerk als gemeenschap. Een andere insteek is nodig.
Ik raak er steeds meer van overtuigd dat die insteek is: ‘praktijken’. Praktijken zijn dingen die christenen samen doen om te groeien in het goede leven. Praktijken zijn zondagse en maandagse activiteiten die christenen doen om zich te oefenen in het koninkrijksleven en om te groeien in het karakter van Jezus.
Daar gaat het dit seizoen over in de Plantagekerk: Verlangen naar het goede leven. Praktijken die karakters vormen. Praktijken dus, want die helpen om in het gesprek over de kerk in een ander verstaansveld en een ander belevingsveld te komen dan de tegenstelling instituut-gemeenschap. Om het iets duurder te formuleren: we hebben een praktisch-theologische ecclesiologie (leer over de kerk) nodig die inzet bij de praktijken van christenen. Wat doen zij om hun geloof te oefenen? Wat doen zij om hun leven met de Heer te versterken en vorm te geven?
Peter van de Kamp pleitte er tijdens het symposium voor om innovatief te zijn als kerken (hij introduceerde het begrip innovativiteit, als zevende i, naast: individualisering, intensivering, informalisering, informatisering en internationalisering en improvisering) met een mooie bijbelse verwijzing naar de woorden van de Heer: ‘Zie, ik maak alle dingen nieuw!’
Maar deze innovatie hoeft beslist niet te betekenen dat we iets nieuws moeten verzinnen (dat hebben we al heel vaak wel geprobeerd, en het heeft niks geholpen). Innovatie in de kerk betekent vandaag misschien wel vooral: back to basics (met Arjan Plaisier en zijn ‘Waar het Woord is, is een weg‘) of ook: ancient future (waaraan de naam van Robbert Webber is verbonden). Ancient future staat voor een benadering die de innovatie van de kerk zoekt in het terugkeren naar de wortels van de kerk: zoek de toekomst van de kerk door het verleden (gedacht wordt speciaal aan de Vroege Kerk) te hernemen.
Hoe het ook allemaal mag heten, mijn pleidooi is om de innovatie van de kerk te laten verlopen via nieuwe aandacht voor een aantal zeer oude, zeer alledaagse én zeer christelijke praktijken, namelijk: samen lezen (Woord), samen delen (Doop), samen eten (Maaltijd). Ik heb daar meer over geschreven in deze series blogposts:
- Kerk voor niet-kerkelijken: nieuwe inspiratie voor kerken voor kerkelijken (1-4)
- Geloven in praktijken (1-3)
En lees ook:
Tot slot een citaat uit een boek dat voor mij een belangrijke inspiratiebron is voor de aandacht voor praktijken (‘Practicing Our Faith: A Way of Life for a Searching People’, blz. 212):
Christian congregations are communities of practice, gatherings where a way of life takes shape through a host of down-to-earth activities.
Dát lijkt me een prachtig uitgangspunt voor een innovatieve 21e eeuwse ecclesiologie!
Geef een reactie