Larry Crabb schildert in zijn boek ‘Bemoedigen doet goed’ het visioen van een bemoedigende geloofsgemeenschap.  Daarbij is heel helpend dat hij deze bemoedigende gemeente afgrenst van twee andere opties.

Optie 1 is die van de oppervlakte-gemeenschap. 

Optie 2 is die van de gemeenschap waar volledige openheid heerst.

In deze blogpost geef ik weer wat er met die oppervlakte-gemeenschap wordt bedoeld.

Kern van deze manier van gemeenschap zijn is dat we allemaal angstige mensen zijn die de schijn ophouden en daardoor niet echt verbinding kunnen maken met anderen. Onze angst heeft ermee te maken dat we het gevoel hebben niet acceptabel te zijn in de ogen van andere mensen. We zijn bang voor afwijzing, bang dat mensen ontdekken dat er achter onze maskers iemand schuil gaat met wie ze niks te maken zouden willen hebben (blz. 34):

We zijn bang om ontmaskerd te worden. We weten bijna intuïtief dat achter de make-up van ons fatsoen, onze vriendelijkheid en onze keurige kleding iemand schuilgaat die de mensen maar beter niet konden kennen, iemand die afkeuring en kritiek verdient.

De beste manier die we weten om hiermee om te gaan is dat leven van achter ons omhulsel. We laten niet onszelf zien (het risico van afwijzing vinden we te groot) en we kiezen voor strategieën en afweermechanismen (blz. 37):

een grapje, je aanstellen, hanig gedrag, opscheppen, manipulatief huilen, schijnbekering, geveinsde nederigheid, je mond houden tijdens een groepsgesprek, een borrel voordat je naar je vrienden gaat, televisie kijken, kortom alles wat onszelf in staat stelt de wereld te begroeten zonder onszelf bloot te hoeven geven.

En als we dat allemaal doen, dan ontstaat er die oppervlakte-gemeenschap, die natuurlijk helemaal geen gemeenschap is: we communiceren van (defensief) omhulsel naar (defensief) omhulsel terwijl we allemaal ons angstige ik verbergen.

Dat is trouwens helemaal niet vreemd of raar. Iedereen doet dat, soms, vaak, of meestal. Ik doe het ook. Een slimme opmerking, een creatieve gedachte, een boeiende analyse, een belangstellende (maar alleen maar informatieve of nieuwsgierige) vraag aan de ander die zijn of haar verhaal vertelt, uitgebreid het gesprek aangaan over je werkzaamheden – het zijn heel onschuldige manieren om  contact te hebben (oppervlakkig, dat dan wel) maar tegelijk het echte contact uit de weg te gaan. Er ontstaat geen verbondenheid. Het blijft oppervlakkig, buitenkant-communicatie: wel gezellig of zelfs geanimeerd, maar er gebeurt niks wat van wezenlijk belang is.

Larry Crabb gebruikt daarvoor het plaatje van cirkels met een kern en een rand. De kern is onze angstige binnenkant. De rand is ons defensieve omhulsel (masker, façade, bescherming).

Crabb schrijft als het om de bovenste mogelijkheid gaat (blz. 39):

We ontmoeten elkaar op het niveau van onze omhulsels. We zorgen er wel voor dat we zelf daarachter verborgen blijven. Ons primaire doel is ontmaskering te voorkomen. Daarom proberen we acceptabel over te komen en te handelen vanuit een positie van sterkte.

Wanneer christenen elkaar met een defensief masker op tegemoet treden, ontstaat er contact van omhulsel tot omhulsel. Vergelijk het maar met twee geliefden die elkaar proberen te kussen terwijl ze door een glaswand van elkaar gescheiden zijn. We praten met elkaar van achter ons omhulsel. We ervaren onvrede, afstand, oppervlakkigheid, geen aanraking, maar voelen ons wel veilig.

In de volgende blogpost schrijf ik wat meer over de ‘oplossing’ van de volledige openheid.