Er is al enige jaren een gesprek over de mobiliteit van predikanten gaande. Veel predikanten zitten al lange tijd (vast) in hun huidige gemeente. Veel andere predikanten zijn inmiddels losgemaakt. (Berichten over losgemaakte kerkenraden of gemeenten hebben me nog nooit bereikt.)
Vandaag stelt kerkrechtdocent Klaas-Willem de Jong in het Nederlands Dagblad onder de kop ‘De dominee hoeft niet per se weg na twaalf jaar‘ dat er bij ook een andere weg is dan de weg naar een andere gemeente (‘de weg naar buiten’). Hij schrijft:
Maar ook kan de predikant in de huidige gemeente een doorstart maken, met een frisse blik en nieuw elan. Dat is dan de weg naar binnen. Dat vergt de nodige begeleiding, maar onmogelijk is het beslist niet. (…) Dat lijkt me een waardevolle aanvulling op een al te grote fixatie op de vraag of predikanten wel tijdig naar elders vertrekken.
Dat klinkt op zich goed en mooi, ware het niet dat er in het betreffende artikel geen enkel concreet beeld wordt geschetst bij die ‘weg naar binnen’. Wat moeten we ons daar precies bij voorstellen? Wat gaan gemeenten, kerkenraden en predikanten precies doen als gekozen wordt voor ‘de weg naar binnen’ (wat betekent: bij elkaar blijven)? In 2012 en 2016 heb ik daar in enkele blogposts wat over geschreven en dat breng ik hier graag opnieuw naar voren.
Predikant zijn: mooi werk?
Toen ik in mei 2012 bedankte voor een beroep uit Utrecht heb ik stil gestaan bij de vraag wanneer je als predikant eigenlijk ’toe ben aan een nieuwe uitdaging’.
Als je als predikant (in de GKv-kerken in elk geval) op de vraag hoe lang je in je gemeente ‘staat’ als antwoord geeft: ‘9 jaar’ (zo lang stond ik toen in Haarlem), dan zie je mensen vaak denken: ‘dat is heel lang, zou je niet eens naar een andere gemeente gaan, een nieuwe uitdaging zoeken?’
En dat is op zichzelf ook helemaal geen verkeerde gedachte. Wel kan er een onjuiste vooronderstelling achter schuil gaan: dat je na 9 jaar wel eens op elkaar zult zijn uitgekeken als gemeente en als predikant, dat er weinig nieuws en verrassends meer gebeurt.
Dat laatste is natuurlijk mogelijk. Als je jezelf als predikant niet vernieuwt en ontwikkelt en als een gemeente in al die jaren ook niet of nauwelijks verandert, dan krijg je inderdaad meer van hetzelfde en het mag de vraag zijn of je dan nog vruchtbaar kunt werken. Maar de praktijk is gelukkig heel vaak heel anders. Als predikant probeer ik voortdurend nieuwe dingen te doen, nieuwe persoonlijke ontwikkeling door te maken, nieuwe thema’s te kiezen en nieuwe uitdagingen aan te gaan. En ook de gemeente verandert in de loop van de jaren, alleen al doordat er voortdurend doorstroming is vanwege verhuizingen en doordat er zich nieuwkomers melden. En ook doordat de gemeente op zoek is naar manieren om gastvrijer, opener en meer missionair te worden.
Nu is het natuurlijk wel zo dat je als predikant het meeste invloed kunt uitoefenen op jezelf (de verandering van de gemeente gaat een eigen weg). Wil een langere verbintenis dan ook vruchtbaar blijven, vraagt dat beslist een investering in je eigen predikantschap. In dit verband kwam ik een interessant thema op het spoor: ‘job crafting’. Ik hoorde de term voor het eerst in een radiopragramma voorbij komen. En toen ik eens ging googelen ontdekte ik een publicatie van Mark van Vuuren en Luc Dorenbosch met de titel: ‘Mooi werk. Naar een betere baan zonder weg te gaan. Handboek job crafting‘ (Amsterdam: Boom, 2011). Een heel leerzaam boek, een aanrader voor iedereen (niet alleen predikanten dus) die niet regelmatig van baan (of gemeente) wisselt en het werk tegelijk toch vitaal wil houden. Job crafting is volgens de auteurs:
het zelf of gezamenlijk met collega’s mooier maken van je eigen werk door concrete aanpassingen aan te brengen in taken, relaties, cognities of context.
De definitie is nog wel wat langer, maar dat kun je zelf opzoeken (blz. 74-75 van het boek, zie ook de site: www.mooiwerkboek.nl).
Heel interessant zijn de vier gebieden waarop je job crafting kunt toepassen:
Taakcraften: het actief aanpassen van het aantal en soort taken
Relationeel craften: het actief aanpassen van relaties met anderen
Cognitief craften: het actief aanpassen van je kijk op de betekenis van het geheel van taken voor jezelf en voor anderen
Contextueel craften: het actief aanpassen van de werkplek / werkomgeving / werktijd
Aanknopingspunten genoeg dus om het predikant zijn mooi werk te laten blijven! Daarin zie ik nu dus ook een antwoord op de vraag hoe ‘de weg naar binnen’ er dan eigenlijk uitziet als het gaat om mobiliteit van predikanten.
Van losmaken en loslaten naar loskomen en losgaan
In 2016 schreef ik iets naar aanleiding van een pleidooi van collega Gert Zomer in het Nederlands Dagblad voor het loslaten van predikanten: ‘Laat alle predikanten los‘. Daarmee introduceerde hij naast ‘losmaken’ een volgende woord dat begint met ‘los’: ‘loslaten’. Want het is tegen de achtergrond van vastgelopen predikanten die losgemaakt moeten worden dat hij zijn pleidooi voert.
Over dat losmaken: dat is geen aantrekkelijk vooruitzicht voor predikanten. Maar het gebeurt wel. En het is pijnlijk. Altijd is het pijnlijk. Maar het gebeurt vaker dan we willen: predikanten en gemeenten die samen vastlopen. Ja, en dan wordt uiteraard de predikant losgemaakt. Een hele gemeente of een kerkenraad losmaken is een stuk ingewikkelder.
Over dat loslaten: daar pleitte collega Gert Zomer voor. Stop met de in zijn ogen onzalige vaste verbinding tussen een predikant en zijn of haar gemeente. Dat heeft alles in zich om vast te lopen. Laat predikanten een veel vrijere rol krijgen, freelancers voor het evangelie, samen optrekken en meerdere kerken bedienen met het evangelie vanuit eigen kwaliteiten. Het nadeel van deze oplossingsrichting is dat alle predikanten over één kam worden geschoren. Maar ze zijn allemaal verschillend. En geloof het of niet: er zijn ook veel gemeenten en predikanten die intens met elkaar verbonden zijn en die genieten van wat de Heer van de kerk daarin geeft. Laat dat zo blijven. En waar dat niet zo is: zoek creatief naar oplossingen op maat, waarbij het pleidooi van Gert Zomer mooie input biedt.
Maar de woorden losmaken en loslaten hebben allebei hetzelfde nadeel: er zijn ánderen aan zet dan de predikant zelf. Daarom wil ik twee woorden toevoegen waarin predikanten zelf veel meer worden aangesproken om in actie te komen. Want het zou best zo kunnen zijn dat predikanten veel te vaak op een reactieve manier hun beroep invullen en zichzelf daarmee al snel in de slachtofferrol manoeuvreren.
Jaren geleden heeft Mees te Velde, destijds hoogleraar kerkrecht in Kampen, eens gezegd of geschreven (ik kan het niet meer terugvinden), en ik heb het altijd in mijn achterhoofd gehouden: laten predikanten toch eens wat proactiever hun beroep invullen en daarin creatief en zelfstandig te werk gaan. En ook al weer even geleden las ik een mooi boek: Mooi werk. Naar een betere baan zonder weg te gaan. Handboek job crafting. Dat gaat over de eigen inzet in het regie nemen over je baan door jezelf te ontwikkelen en vernieuwen. Tegen die achtergrond wil ik dus graag twee woorden toevoegen aan het gesprek, woorden die ook met ‘los’ beginnen: loskomen en losgaan.
Over dat loskomen: laat je als predikant toch niet zo inkapselen door allerlei verwachtingspatronen. Kom eens los uit de ingeslepen en voorgeprogrammeerde manieren van doen die er (dat moet toegegeven worden) van je verwacht worden. Ga niet wachten tot andere mensen of instanties jou los gaan laten maar kom zelf los uit je zelfgekozen gevangenis van eindeloos willen voldoen aan verwachtingen van anderen. (Dit zeg ik ook tegen mezelf, en ja, ik snap het als je het als predikant pijnlijk vindt om dit te lezen, maar volgens mij is het goed om het gewoon eens hardop te zeggen en niet altijd de zwartepiet bij anderen te leggen die het jou zo moeilijk maken in je predikantschap).
Over dat losgaan: dat is de positieve kant van het loskomen. Losgaan houdt in dat je dingen gaat doen waar je zin in hebt, die bij je passen en die nog goed zijn voor de gemeente (of een bredere doelgroep) ook. Los ga je als je proactief keuzes maakt en als je zelf aan job-crafting gaat doen in plaats van dat je gaat zitten wachten tot er weer iemand naar je toekomt die er iets van vindt. Los ga je als je wat collega’s bij elkaar brengt en zegt: laten we zelf ons werk eens mooier gaan maken in plaats van altijd onze oren te laten hangen naar al die uiteenlopende verwachtingen die er zijn.
Kortom: ga niet in de wachtstand zitten tot anderen in beweging komen. Kom zelf in beweging. Verander van baan zonder weg te gaan. Dat klinkt allemaal niet erg bijbels of geestelijk. En dat hoeft ook niet altijd. Het gesprek over losmaken en loslaten kan ook alleen maar gevoerd worden omdat het predikantsbestaan niet alleen maar een roeping is maar ook een baan.
Dat betekent niet dat je niet ook (alweer: zelf) ervoor open kunt gaan staan hoe je hierin door de Geest wordt geleid. Als je graag wilt dat het anders gaat in je predikantschap, dat er een andere invulling komt, meer vrijheid, meer moed, meer richting, meer eigenheid – durf je dan ook toe te vertrouwen aan Woord en Geest en er een gebedszaak van te maken.
Lees ook deze blogpost: Niet langer dan zes jaar: mobiele predikanten (2010).
Geef een reactie